Skip to main content

In navolging van Europese rechtspraak meent het hof van beroep te Antwerpen dat onterecht aangerekende BTW toch aftrekbaar moet kunnen zijn, als de situatie niet meer op een andere manier kan worden rechtgezet. Want de neutraliteit van de BTW is een wezenskenmerk van het BTW-stelsel. Daarom mag de BTW-aftrek in beginsel niet worden ingeperkt.

Een BTW-plichtige onderneming doet een beroep op een aannemer voor het uitvoeren van chapewerken. Die maken een werk in onroerende staat uit en moeten daarom worden gefactureerd met verlegging van de heffing van de BTW naar de opdrachtgever (art. 20, § 1 KB nr. 1). Deze verleggingsregeling is verplicht. Maar de aannemer reikt toch een factuur uit met BTW. De opdrachtgever betaalt deze BTW, en brengt haar vervolgens in aftrek. De aannemer heeft de BTW ook doorgestort naar de BTW-Administratie.

Tijdens een controle verwerpt de Administratie de aftrek. Volgens haar moest de verleggingsregeling worden toegepast en heeft de aannemer onterecht BTW aangerekend. Echter was de aannemer inmiddels failliet verklaard en kon bovendien de onterecht aangerekende BTW niet meer worden gecorrigeerd aan de hand van een ’teruggaaf’. De driejarige verjaringstermijn voor de vordering tot teruggaaf (art. 82bis WBTW) was inmiddels immers verstreken.

Met verwijzing naar de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie oordeelt het hof van beroep te Antwerpen dat de verwerping van de BTW-aftrek in hoofde van de onderneming een schending vormt van het BTW-neutraliteitsbeginsel.

Het BTW-neutraliteitsbeginsel impliceert dat de heffing van de BTW voor ondernemingen fiscaal neutraal dient te zijn, ongeacht de doelstellingen of de resultaten van de ondernemingsactiviteiten. De aftrek van de BTW heeft tot doel de belastingplichtige geheel te ontlasten in het kader van zijn economische activiteiten van de door hem aan de Schatkist verschuldigde of voldane BTW. Het is immers de consument die de BTW economisch ten laste moet nemen.

In de zaak voor het Antwerpse hof van beroep bestond er voor de onderneming geen enkele mogelijkheid meer om de BTW te recupereren indien de aftrek zou worden geweigerd en dit wegens het verstrijken van de verjaringstermijn voor de uitoefening van het recht op teruggaaf. Bovendien zou de fiscale Administratie twee keer langs de kassa kunnen passeren: een eerste keer bij de aannemer die de (onterecht) gefactureerde BTW reeds heeft voldaan en een tweede maal bij de onderneming door de aftrek van de BTW te weigeren.

Omdat er voor de onderneming geen enkele andere mogelijkheid meer bestond om de betaalde BTW enigszins te recupereren, stond het hof van beroep te Antwerpen de aftrek van de onterecht gefactureerde BTW toch toe om zo het neutraliteitsbeginsel te respecteren.

Advies Lauwers

Krijgt u controle van de fiscale Administratie? Laat u grondig adviseren over uw rechten en plichten!