Skip to main content

De fiscale Administratie heeft een circulaire gepubliceerd over de nieuwe rechtszettingsprocedure die werd ingevoerd door de wet van 15 april 2018 tot wijziging van artikel 375 WIB.

Voortaan kan de fiscale Administratie, indien een bezwaarschrift of verzoek tot ambtshalve ontheffing wordt ingewilligd of wanneer een vordering in rechte gegrond wordt verklaard en waarbij een fiscale aanslag wordt vernietigd of ontheven, hieraan uitvoering geven door middel van registratie van het terug te betalen of ontheven bedrag in een kohier dat uitvoerbaar wordt verklaard. De ontheffing per kohier leidt tot meer automatisering en vereenvoudiging voor het terugbetalingsproces.

Ook de nieuwe procedure tot rechtzetting wordt verduidelijkt in de circulaire. Deze rechtszettingsprocedure werd reeds besproken in een vorig nieuwsbericht en houdt in dat de belastingplichtige een rechtzetting kan vragen van een administratieve beslissing na bezwaar of verzoek tot ambtshalve ontheffing, wanneer deze behept is met een onregelmatigheid. Dit verzoek moet worden ingediend binnen de drie maanden na de kennisgeving van de administratieve beslissing.

De circulaire verduidelijkt dat het verzoek tot rechtzetting gericht moet zijn tegen de beslissing die werd genomen op grond van artikel 375, § 1, WIB “en dit in tegenstelling tot de motieven in het bezwaarschrift die gericht zijn tegen de aanslag” .

Daarnaast wordt het verzoek tot rechtzetting beperkt tot het voorwerp van de betwisting waarover in de administratieve beslissing werd beslist. De belastingplichtige kan dus geen nieuwe grieven inroepen.

De rechtzetting kan ook gebeuren wanneer er manifest een fout werd begaan bij de beoordeling van de feitelijke elementen. Bij wijze van voorbeeld wordt in de parlementaire werkzaamheden verwezen naar een geval ‘waar de gewestelijk directeur klaarblijkelijk ten onrechte het bezwaar als laattijdig beschouwt’.

Voor de goede orde wordt er ook gepreciseerd dat de adviseur-generaal of de door hem gedelegeerde ambtenaar de toestand van de belastingplichtige niet kan ‘verzwaren’ in zijn beslissing als gevolg van het verzoek tot rechtzetting van de oorspronkelijk genomen beslissing.

Wanneer de belastingplichtige kiest voor een rechtsvordering, kan hij geen verzoek tot rechtzetting meer indienen. De twee mogelijkheden kunnen in geen geval gelijktijdig worden toegepast, ook niet wanneer de voorziening niet gericht is tegen de beslissing maar enkel tegen de in zijnen hoofde geheven belastingen. Door het instellen van een gerechtelijke vordering, aanvaardt de belastingplichtige impliciet dat de administratie niet meer moet oordelen over de betwisting.

Het spreekt vanzelf dat LAUWERS & SEUTIN Fiscale Advocaten u kan bijstaan in elke stand van de fiscale procedure. Laat uw rechten gelden!