Skip to main content
Fiscale vervolging

Is de belastingbetaler de dupe?

Door 31/10/2013november 30th, 2017Geen reacties

Het arrest van het Grondwettelijk Hof dd. 30/10/2013 nr. 141/2013 heeft het beroep tot vernietiging ingesteld door Mter. Thierry Lauwers in naam van een tiental bezorgde Vlamingen verworpen. De verwerping is enkel met de inachtneming van de overweging dat de antimisbruikbepaling een procedureregel is met betrekking tot de bewijsvoering.

De antimisbruikbepaling is een bewijsmiddel om in concrete gevallen, onder controle van de rechter, bijzondere situaties individueel te beoordelen.

Daaruit volgt dat de Dienst Voorafgaande Beslissingen in fiscale zaken (rulingcommissie) in principe niet bevoegd is om zich over de antimisbruikbepaling uit te spreken.

De fiscale administratie dient vooreerst het bestaan aan te tonen van het objectieve element van fiscaal misbruik, namelijk dat de in het geding zijnde verrichting tot gevolg heeft aan de belasting te ontsnappen, hetzij door een belastingvoordeel te genieten, hetzij door zich buiten het toepassingsgebied van een belastingbepaling te plaatsen.

Wanneer de fiscale administratie het bestaan aantoont van het objectieve element van fiscaal misbruik, kan zij de strijdigheid van de verrichting met de doelstellingen van de betrokken fiscale bepaling echter enkel vaststellen wanneer die doelstellingen op voldoende duidelijke wijze blijken uit de tekst en, in voorkomend geval, uit de parlementaire voorbereiding van de van toepassing zijnde wetsbepaling.  In dat opzicht zal de fiscale administratie rekening moeten houden met, onder meer, de algemene context van de relevante fiscale wetgeving, de praktijken die gewoonlijk gangbaar zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van de fiscale bepaling waarvan zij het misbruik aanvoert alsook met het eventuele bestaan van specifieke bepalingen die reeds ertoe strekken bepaalde misbruiken van de betrokken fiscale bepaling tegen te gaan.

Ook wat het gelijkheidsbeginsel betreft, zal de bevoegde rechter, in een concreet geval dienen te oordelen of de antimisbruikbepaling met naleving van, onder meer, dit beginsel is toegepast.

Uit het arrest kan worden afgeleid dat de rechter in elk concreet geval het laatste woord zal hebben.

Het kantoor meent dan ook dat het voeren van een procedure voor het Grondwettelijk Hof tegen de antimisbruikbepaling wel degelijk nuttig was.